HOCHTUMSKNOPF
MALDINGEN
JANUARI 2021 | De N827 tussen Grüfflingen en Maldingen dient zich aan autowielen aan als een echte drivers' road: open, rechte stukken en flauwe bochten die volgens de Waalse wegcode met 90 kilometer per uur mogen genomen worden. Turend naar de bestemming van mijn reis, houd ik het vandaag bij een voorzichtige 70. Google situeert mijn doel als een onbestemd punt in het decor van de golvende N827.
Nadat een zoveelste geërgerde local me vervaarlijk heeft ingehaald en ik me stilaan begin af te vragen of ik hem gemist heb, verschijnt hij als een harige puist in de eindeloze sneeuw: de Hochtumsknopf.
Ook deze ochtend zoeven dozijnen pendelaars er achteloos aan voorbij. Dat was in de 19de eeuw anders: op een dag streken hier Pruisische archeologen neer. Met een keizerlijke verordening op zak, legden ze in deze regio Keltische sporen open. Meer dan uit een oprechte liefde voor geschiedenis hoopten ze de keizer vooral een oude, heraldische voorgeschiedenis van het Rijk te kunnen bewijzen. Met de vondst van scherven aardewerk en sieraden gaf de Hochtumsknopf zijn 2 000 jaar oude geheim prijs: ze werden herkend als geschenken die de Kelten hun overleden stamgenoten meegaven voor in het hiernamaals.
De sneeuw van vandaag is een onbedoeld mooie metafoor voor de in onze verbeelding duistere periode waarin deze tumulus ontstond. Met elke stap dat ik de Hochtumsknopf moeizaam nader, filtert het rimpelloze sneeuwtapijt het 21ste-eeuwse verkeersrumoer almaar efficiënter. Of je iets hebt met die verre oudheid of niet, dit venster op een onvoorstelbaar ver verleden ontroert. Hem kniehoog in de sneeuw vanop een twintigtal meter observerend, valt me op dat deze kunstmatige heuvel alles behalve doodse materie is: haast aaibaar als een vredig ingedommelde reus, ongeschonden als een tijdloze allegorie van het eeuwige leven.
De Hochtumsknopf weerlegt minzaam het fantasiebeeld dat wij onszelf gemakshalve van deze regio voorhouden. Dit was meer dan 2 000 jaar geleden geen desolate outback. Mensen noemden deze vallei toen al hun thuis.
De Hochtumsknopf is geen toevallig relict uit de Keltische tijd. Ten zuiden van Sankt-Vith strekt zich een gebied uit waarin enkele tientallen sites Keltische aanwezigheid bewijzen. Alleen al in hun naam herbergen Alster, Thommen, Espeler of Galhausen oudheid. In het landschap van vandaag zijn ze helaas niet allemaal even fraai bewaard gebleven. Vaak betreft het een weinigzeggende verhevenheid in het woud of omheinde een plaatselijke boer zo'n grafheuvel mee als deel van een weiland. De vegetatie op de nabije Schinkelsknopf bijvoorbeeld is onherstelbaar platgetreden door koeien die al vele generaties lang rond een neergegooide drankkuip drommen.
Van de nog zichtbare Keltische sporen vind ik deze Hochtumsknopf de mooiste, omdat hij zich haast ongegeneerd vrij toont. Hij weerlegt minzaam het fantasiebeeld dat wij onszelf gemakshalve van deze regio voorhouden. Dit was meer dan 2 000 jaar geleden geen desolate outback, bewoond door wilde dieren. Mensen noemden deze vallei toen al hun thuis. Hier trokken stammen rond, ambachtslui verwerkten leder, weefden, smeedden metaal en bakten aardewerk. In het Wolfsbusch settelden gelukszoekers zich aan de oevers van de Amel: zij en de latere bewoners, de Romeinen, haalden hier goud uit haar loop. Voor wie ook die sporen van oude maatschappijen wil ontdekken, volstaan een uitgeslapen blik en een paar comfortabele wandelschoenen.