FRISEURSALON  
BURG-REULAND

AUGUSTUS 2022 | Burg-Reuland baadt in een lome siëstastilte. Alleen Konditorei Sti'ne in het centrum lest onder de lindeboom dorstige wandelaars en motards. Nog voor de kapperswoning me opvalt, heb ik ze al geroken. Ik word niet verleid door de warme wolk lakspray die uit het salon waait, wel door de onvergelijkbare geur van het carbolineum dat de fifties gevelplanken in de warmte afstralen. Het is een aroma dat mij terugbrengt naar de zomervakanties die ik hier in de jaren 1990 als tiener met mijn ouders doorbracht. Bij het doorsteken van een dorpscentrum waaide deze geur van treinbielzen geregeld door de opengedraaide zijramen zomaar tot op de achterbank van de auto naar binnen.

Ik steek de straat over en herken in de kapperszaak een woningtype dat in deze zuivere, onaangetaste toestand stilaan uit beeld verdwijnt. Zoals elders in België zijn vele gelijkaardige woningen in de jaren 1960 en 1970 vakkundig verminkt, precies in de overtuiging ze cosmetisch op te waarderen. Uit empirische analyse stel ik vast dat het portfolio van de bouwfirma's zich tot en met de jaren 1970 tot twee stijlen beperkte: ofwel koos je voor dit soort woning met relatief kleine ramen en spaarzame steen- en houtdetails in de bezette gevels, ofwel viel je voor een woning uit klassiek Ardeense, grijsgroene natuursteen. Zo exotisch de Vlaamse fermette voor een Duitstalige Belg is, zo geliefd werd de chaletstijl hier vanaf de jaren 1980. De latere jaren 1980 en 1990 zouden een blend van bestaande stijlen voortbrengen, zoals in de schlagermuziek van die tijd.

Sinds de jaren 2000 lijkt België wat meer eengemaakt: voortaan houden bouwsmaken geen halt meer aan de taalgrenzen en verrijzen de typisch Vlaamse blokjes ook hier. Weliswaar niet in het magmagrijs of terracottarood waarin ze in Keerbergse bossen of in Heuvellandse verkavelingen opduiken, maar als varianten op zwart en wit met accentmuren in natuursteen.

Leid je iemands België-gevoel af op de schaal van gevoeligheid voor bouwregels, dan ontpopten de Duitstaligen zich als model-Belgen.

Waar de gemiddelde Vlaming zijn bouwdroom op almaar kleinere percelen moet verwezenlijken, is ruimte hier nog aan de orde van de dag. Nochtans dreigde er in 2012 een kleine Belgische revolutie. In de Belgische Eifel verslikte men zich toen in menige koffiekop toen de krant GrenzEcho blokletterde: 'Doppel­häuser bleiben in der Eifel verpönt'. De Waalse gewestregering in Namen had beslist dat ook nieuwe verkavelingen in de Duitstalige Gemeenschap in een minimum aan koppelwoningen zouden voorzien. Het voelde hier alsof men morgen in Vlaanderen zou opleggen dat de helft van alle woningen in een nieuwbouwwijk voortaan Nederlandse doorzonwoningen in een monotone rij moeten zijn. Verpönt betekent letterlijk bij wet verboden, maatschappelijk niet gewenst. Deze woordkeuze geeft weer hoezeer de baksteen in de maagstreek van de Duitstaligen was geraakt, of toch tenminste hun generaties oude beeld dat een thuis wordt opgetrokken uit vier vrijstaande gevels.

Leid je iemands België-gevoel af op de schaal van gevoeligheid voor bouwregels, dan ontpopten de Duitstaligen zich als model-Belgen. In 2020 speelden ze het klaar de bevoegdheid voor ruimtelijke ordening naar de gemeenschapsregering in Eupen over te brengen. Nooit zouden Franstalige bureaucraten en hun wetgeving de lokale bouwtraditie nog stokken in de wielen kunnen steken.