ALTENBERG
KELMIS

MEI 2022 | Met wat verbeelding is dit een duinenrug in een weids landschap waarin de zilte wind vrij spel heeft. Dit beeld is zoals Kelmis, het zet je op het verkeerde been: je ziet het afval van zinkspaat dat hier zo'n 200 jaar geleden uit de grond werd gehakt en de wind brengt hier hooguit het monotone geluid van de druk bereden hoofdstraat en het schuren en sjirpen van de plaatselijke kmo's met zich mee.

'Binnen twee mijlen van Aken, in 't Landschap Limburg, is een Mijn van Lapis Calaminaris, daar wij na toe gingen om ze te sien, hebbende by ons een Corporaal met acht Musquetiers tot onze veyligheyd om het Bosch te passeeren'. Toen Edward Browne in de 17de eeuw Kelmis aandeed, bereidde hij zich blijkbaar grondiger voor dan de 21ste-eeuwse nieuwsgierigaard die hier het autoportier achter zich dichtslaat. Hoewel, het loont nog altijd de moeite voorafgaand wat te lezen over de plaatselijke geschiedenis of eerst het onvermoed boeiende Museum Vieille Montagne te bezoeken. Doe je dat niet, dan loop je het risico hier niet méér te zien dan een anoniem centrum midden in een verweerd landschap.

Na de val van Napoleon legden de geallieerde landen in de congressen van Wenen in 1815 zonder veel discussie de 500 kilometer lange Pruisisch-Nederlandse grens vast. Met uitzondering van 3 kilometer: ter hoogte van Kelmis, 300 hectaren klein, amper 256 inwoners, enkele werkmanhutjes rondom een 8 meter diepe put. Hier gaven de beide koningen Willem elkaar geen millimeter toe. De congressecretaris stond in menig Weens koffiehuis bekend als een losbol en vrouwengek. De overlevering legt helaas geen verband met het feit dat hij de lucratieve zinkmijn verkeerdelijk tot beide landen had gerekend. De oplossing kwam er in juni 1816: België bestond nog niet, maar het compromis à la belge wel: het gecontesteerde gebied werd een dwergstaat waarin het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Pruisen hun soevereiniteit met elkaar zouden delen. Het staatje werd Neutraal-Moresnet gedoopt en zou bijna een eeuw – tot in 1914 – bestaan.

Het loont om voorafgaand te lezen over de plaatselijke geschiedenis. Doe je dat niet, dan loop je het risico hier niet méér te zien dan een anoniem centrum midden in een verweerd landschap.

Had Kelmis in de VS gelegen, dan zouden de broers Coen er een film van gemaakt hebben. In de 19de eeuw bood het stateloze gebied een veilige heimat aan dankbare clichéfiguren uit een dolle westernkomedie: dienstweigeraars, smokkelaars, gokkers, ongehuwde moeders, landlopers, laveloze arbeiders. In het laatste deel van zo'n Coens-film welt een gitaarriedeltje à la Morricone op, stel ik me voor: een shot van een bolhoed en de camera die tergend traag uitzoomt ... naar twee ogen die enthousiast rondkijken ... naar een dandy geklede man: de Zwitser Gustave Roy die van Neutraal-Moresnet de eerste Esperantostaat in de wereld zou maken.

Ja, ze hebben hier de voorbije 200 jaar veel volk zien passeren. Een handjevol gebouwen in de Lütticher Straße en schaarse luchtkokers en door klimop verteerde muurtjes in de gehavende heuvels rondom Kelmis zijn de enige zichtbare echo's van dat Hollywoodwaardige verleden. Op basis hiervan kun je moeilijk geloven wat zich hier heeft afgespeeld.

Vandaag blijven de deurbellen en de etalages met de wonderlijkste verbasteringen van het Duits, het Frans, het Nederlands: Drouven, Janssen, Schmets, Defaweux, Bourdouxhe, Hellebrandt. Kelmis zet je op het verkeerde been.