BAHNHOFGELÄNDE
SOURBRODT

JANUARI 2023 | | Ik liep hem hier in de lente van 2021 nog eens tegen het lijf: mijn tienjarige ik. Het haast Oost-Europese licht waarin het voormalige stationsterrein van Sourbrodt er met de verweerde seinpalen en hooggepensioneerde wagons toen bij lag, was een dankbaar decor voor ons weerzien. De blik op vergane perrons, het oude spoor richting hoogveen, wankelen op een gammel trapje tegen het oude seinhuis, ons door ingeslagen ramen vergapen aan oude wisselinfrastructuur, waden door borsthoge bremstruiken om in loslatende wagonverf de oude waarschuwingen Ne pas tamponner - Niet stoten en Niet heuvelen te ontcijferen ...

Bahnhof Sourbrodt maakte deel uit van de spoorlijn die de Pruisen in de jaren 1880 aanlegden tussen het kolenbekken van Aken en het Groothertogdom Luxemburg. Dankzij de trein vonden de zuidelijker gelegen centra Sankt-Vith en Burg-Reuland vanaf die late 19de eeuw stilaan opnieuw aansluiting bij de economisch bloeiende steden Eupen en Aken, meer noordwaarts. Toen deze streek in 1920 Belgisch werd, erfde ons land een aanzienlijk deel van het tracé. Vanaf de jaren 1990 is het een toeristische hotspot, genoegzaam bekend als Vennbahn.

In de eerste dagen van 2023 houd ik opnieuw halt op deze plaats. Het oude seinhuis is dichtgetimmerd, de wagons spoorloos verdwenen. De verleiding is groot om heimwee te voelen bij de herinnering aan het levensgrote Märklin-spoordiorama van twee lentes geleden.

Nederlandse treintjesliefhebbers worden lyrisch bij de Vennbahn. In dozijnen zelf gebricoleerde webpagina's doen ze verslag van de relicten die ze fietsend spotten langs het 125 kilometer lange traject. Schaamteloos melden ze bij nietsvermoedende locals aan te bellen om toelating te vragen in hun tuin pakweg een zeldzame grenssteen van de Belgische spoormaatschappij opnieuw zichtbaar te snoeien. En dat wij Belgen onze patat toch heerlijk voor elkaar krijgen in de oude, tot frietkot vertimmerde treinwagons.

Je kunt de Duitstalige Belgen niet vastpinnen als figurant in een openluchtmuseum. Het is niet zoals het clichédagje 19de-eeuws boerenleven in Vlaanderen.

Ik neem het onze noorderburen niet kwalijk. Zonder veel moeite liggen de resten van een ver verleden tijd in Duitstalig België inderdaad nog voor het rapen. Daar rondzwervend, probeer ik niet te veel toe te geven aan de hoop dat de streek een capsule uit een andere tijd en ruimte blijft. Je kunt de Duitstalige Belgen vandaag niet vastpinnen op een leven als figurant in een historisch openluchtmuseum. Het is niet zoals je je met een ticket Bokrijk trakteert op het clichédagje 19de-eeuws boerenleven in Vlaanderen.

Toen ik toeristen dik 25 jaar geleden als vrijwilliger in een plaatselijke Touristinfo wegwijs maakte in het historisch-culturele aanbod, legde dat hopeloos de duimen voor de waslijst horeca-adressen. Sinds pakweg 2008 investeert de Duitstalige Gemeenschap fors in haar erfgoed. Musea mikken bewust ook op hun meest kritische bezoekers: de moe gewandelde tieners. En ook de Vennbahn is een mooi staaltje nieuw beheer van oude sites. De 3 wagons zijn in Sourbrodt weliswaar verdwenen, fietsend langs de vroegere spoorlijn springt die tienjarige nostalgicus vroeg of laat toch opnieuw mee achterop.